“De tiid hald gjin skoft”. Alles gaat z’n gangetje, en de wereld draait gewoon door. Toch zijn we inmiddels op een leeftijd aangekomen dat we de rouwadvertenties wat beter bekijken, en zo nu en dan naar de kerk moeten ter condoleance. Soms voor mensen die eigenlijk te vroeg het aardse bestaan verlieten. Zo ook zaterdag 15 oktober j.l. : de begrafenis van Ike van der Meulen.
Ike was “een mensen mens” en op en top een kroegbaas. Iemand die het liefst altijd mensen om zich heen heeft, en graag een gesprek begint met anderen, en die zich beter voelt naarmate er meer mensen in zijn buurt zijn. We waren die zaterdag dan ook niet al te laat van huis gegaan, omdat we wel wisten dat er veel mensen te verwachten waren.
Toch stond er al een rij van zeker 10 meter buiten de kerk, en van alle kanten kwamen mensen aanlopen. In de kerk aangekomen zag ik dat er een foto op de kist stond. En daar was ik maar wat blij om, want ik wil de mensen liever blijven herinneren zoals ik ze in goeden doen kende. Niet verkeerd bedoelt, maar zo voel ik dat gewoon
Ike was iemand die goed verhalen kon vertellen. Met zijn kenmerkende krakende stem, licht stotterend, kon hij verhalen vertellen op een manier die specifiek bij hem paste. Sterke verhalen, en soms wel hele sterke verhalen. Soms (of vaak?) behoorlijk aangedikt en soms zo sterk dat je eigenlijk twijfelde aan het waarheidsgehalte. Maar dat hoorde bij Ike. Hij had de capaciteit om mensen aan zich te binden door zijn verhalen. En ook al twijfelde je aan zijn verhalen, dan was het altijd nog een mooi tijdverdrijf, en om die reden kon je ook eigenlijk niet boos worden op Ike. Door zijn werk als barkeeper bij de familie Broersma en later als dorpshuisbeheerder kende hij enorm veel mensen: mensen die zelf ook verhalen vertelden, of zelf onderwerp van gesprek waren. Ike gaf de verhalen door, en hoe vaker hij ze vertelde, hoe sterker en mooier ze vaak werden. Dat was Ike ten top.
Ike was eigenlijk overal voor in, en het ging eigenlijk nooit gek genoeg. Nooit direct een nee, maar vrijwel altijd “it kin wol”. Nooit moeilijk doen over ditjes en datjes. Zo had ik zelf een flink aantal jaren terug een artikel in de Kollumer krant gezet over de Jongeren Ontmoeting Plaats die destijds gebouwd zou worden op De Brink. Het was een sterk verdraaid verhaal, wat nogal wat reacties op kon roepen. Het was als 1 april grap bedoelt, en de redactie van de krant wilde er graag aan mee werken. Het was de bedoeling dat de mensen de dag daarop ( 1 april) naar een vergadering in het dorpshuis konden komen om tekst en uitleg te krijgen van de Gemeente Dantumadeel. Zelf kon ik helaas die dag niet aanwezig zijn, en er zat dan ook niks anders op dan Ike in kennis te stellen van deze 1 april grap. Yke had er geen enkel probleem mee: “ik heb de deur wel los, en wie binnen komt krijgt gratis koffie van mij”. En ondanks zijn waterval van
verhalen liet hij die avond geen woord los over de 1 april grap!
Wat echter wel een groot probleem voor Ike was, was het inschenken van koff
thee. Persoonlijk heb ik héél veel vergaderingen meegemaakt bij Ike in de Pipegael, en dat inschenken bleef al die jaren een probleem. Eerst dachten we nog dat het aan de koffiekannen lag, maar daar lag het echt niet aan. Het lag echt aan Ike. Er zat dan ook altijd maar één ding op: alle papieren opruimen als Ike langs kwam met de koffie. Dat was de enige manier om te voorkomen dat er koffievlekken zouden komen op de papierwinkel. Maar zoals reeds eerder gezegd: je kon dat hebben van Ike. ie en
En als je op een doordeweekse dag na afloop van een vergadering even aan de bar zat en een frikadel speciaal bestelde, had je een hele grote kans dat je een frikadel kreeg met mayonaise en ketchup, maar zonder de gesnipperde uitjes. “De sipels moatte jimme der sels mar bytinke, se binne op”. Het was een standaard verhaaltje: de uien waren dan niet op, maar hij had een gruwelijke hekel aan het snijden en snipperen van uien, en daarom kreeg je ze simpelweg niet! Maar wie geregeld een frikadel bestelde wist dat eigenlijk vooraf al wel.
Net zoals het feit dat de boel heel vaak niet klaar stond, of de deuren zelfs nog gesloten waren. Of dat de boel van de avond daarvoor nog niet opgeruimd was. Ook al stond het in de agenda, en ook al had je er de avond daarvoor nog over gebeld, er ging heel vaak wat fout. Maar op zijn kenmerkende manier loste hij alles wel weer op. Een manier die bij hem paste: het eerste rondje was dan voor zijn rekening, of hij kwam langs met een schaal vol koeken of cake: “kost jullie niks, overgebleven van gisteren van een andere vergadering” riep hij dan triomfantelijk. Het was Ike ten top.
Als er in ons dorp één vereniging is waar Ike heel close mee was, en andersom, dan was dat wel de toneelvereniging. Ike had alles over voor deze ploeg. Alles kon en alles mocht. Logisch ook, want het was een grote bron van inkomsten: veel mensen, veel oefenavonden, en veel voorstellingen. En hoewel het niet echt zijn ding was, heeft hij zelfs nog eens een kleine bijrol gehad in een toneelstuk. Ik durf ook rustig te stellen dat deze toneelvereniging het succes deels gekregen heeft door de bereidwilligheid van Ike als dorpshuisbeheerder. Bijna alles kon, en vrijwel niets was onmogelijk!
Over zijn privé-leven was Ike eigenlijk een open boek. Hij deed soms mededelingen over zijn privé zaken die eigenlijk binnenshuis dienden te blijven: over zijn inkomsten en onkosten als beheerder, over het twee jaarlijkse feest, en zaken over zijn kinderen en zijn overleden echtgenote. Soms voelde je je dan even niet op je gemak, maar blijkbaar was dit zijn manier om daar mee om te gaan. “Wy moatte nog mar ien ha fan my” was het dan weer, en het gesprek ging weer ergens anders over!
Het was een typerende uitspraak van Ike: “Jimme krije nog ien fan my”. En ook al riep je van nee, je kreeg hem toch! Op zo’n moment wilde hij de groep bijeen houden. Ik heb deze uitspraak vele tientallen keren gehoord, en het moet hem vele duizenden Euro’s hebben gekost aan inkomsten. Maar het hoorde gewoon bij Ike.
Ike was een horecaman ten voeten uit: “Wat moet ik anders, ik heb nog nooit iets anders gedaan!” Toch was Ike overdag nog wel hier en daar te vinden, want het werk als dorpshuisbeheerder was immers niet een dagtaak. Je kon hem dan ook overal tegenkomen op zijn zweedse klompen. Het hoorde bij Ike, net als zijn eeuwige pakje shag, zijn zwarte overhemden en zijn typerende houding achter de bar als hij even niets te doen had: half voorover hangend, met één hand onder zijn hoofd.
Ach, iedereen die te maken heeft gehad met Ike, kan voorbeelden noemen. Hij was een man van het volk, leefde voor het kaatsen, wist veel van de geschiedenis van ons dorp, en was misschien niet de meest ideale dorpshuisbeheerder. Maar met zijn losse gedrag en houding wierp hij in ieder geval geen drempels op. De Pipegael zal binnenkort verbouwd en gerenoveerd worden, en kan dan weer jaren mee. Het Stichtingsbestuur Dorpshuis heeft nu de moeilijke taak om een nieuwe beheerder te vinden. Iemand die kan functioneren in de nieuwe opzet. Zoeken naar een nieuwe Ike heeft geen enkel nut, want Ike was Ike, en geheel onvervangbaar. Het zal nooit meer zo worden als het was. Het zal allemaal wel doordraaien, maar het zal anders zijn. Het is dan ook jammer dat Ike de verbouwing van “zijn” dorpshuis niet meer mee kan maken.
Een markant persoon is heengegaan, slechts 59 jaar oud.