Jeugdherinneringen aan het Eeltjemeer deel 2

Op en om het water.
Zoals eerder gezegd woonde Tabe Lei aan de Hoogfenne, slechts een paar honderd meter verwijderd van het Tuskenlytsen en de Galgesloot.
Deze Galgesloot was destijds zeer ondiep, en er was een overvloed aan waterplanten zowel op als onder water.
Dat was dan ook de reden dat de roeiboot van de Fam. Lei een behoorlijk stuk noordelijker in deze sloot lag, zodat we altijd eerst door een tweetal weilanden moesten lopen om de boot te bereiken. De boot meer naar de Hoogfenne/Reidfjild brengen was bijna niet te doen.
Dit was dan ook de plek waar mijn eigen roeiboot een poos heeft gelegen.

Vanuit de Galgesloot voeren we dan direct linksaf Het Gewei op richting het Eeltjemeer.
Het eerste stukje was ook vrij smal en ondiep, maar vrij van waterplanten.
Na ongeveer 25 meter werd het breder, maar ook veel dieper!
Was het vóór en na deze diepte ongeveer 60 cm diep, in dit diepere stuk was het zeker 2.50 meter diep!


Waarom hebben wij eigenlijk nooit geweten.
Misschien is het ooit dieper uitgegraven om zand af te graven.
In ieder geval was de rest van deze vaart richting EM overal ondiep met veel onderwaterplanten. Wat hier wel heel veel voorkwam waren zeer grote zeelten (mouthoun).
Als de waterstand soms laag was zwommen ze vaak voor de boot uit, met een soort boeggolf door het water.
Het water was toen heel helder, en als je voor in de punt van de boot stond zág je ze gewoon zwemmen.
Ik kan mij nog goed herinneren dat wij op een gegeven moment een puntige ijzeren staaf hadden gemaakt van een afrasteringpaaltje, met daaraan een lang touw.
We lieten dan de boot gewoon in de vaart drijven, en konden dan als ware inboorlingen de zeelten vanuit de boot aan de spies rijgen!
Echt lekker zijn die vissen overigens niet.
Een modderige smaak die echter minder wordt als je de vis bakt in zijn eigen vel.
Dat geldt overigens ook voor hele dikke vette palingen.
In dit diepere stukje water visten wij altijd op dikke palingen. Niet met de hengel maar met visdraad en levend aas, onderwater vastgezet aan een houten stok.
We markeerden de plekken van de stokken altijd door precies ter hoogte van het waterpeil een rietstengel op het water te knakken.
Als er dan een grote paling aan de lijn zat, was het een heel gedoe om deze weer uit de rietkraag te krijgen, omdat deze in zijn doodsstrijd de vislijn door de rietstengels had getrokken.
We hadden hierbij samen een hele duidelijke rolverdeling: ik zorgde dat de boot precies op de goede plek bleef, en Tabe ontfermde zich over het werk onder water.
We hebben op deze manier heel wat grote palingen boven water gehaald, maar ook snoek, snoekbaars en grote baarzen.
Toch was het in verhouding heel veel werk en tijd voor een beetje vis.
Maar het was illegaal en vooral heel spannend.
En het mooie was dat er in dat stuk water gewoon nooit iemand was, het was gewoon ons water, ons gebied en onze vis.
Op en rond het EM was wel iets meer te doen, maar ook hier waren we min of meer vogelvrij.
Geen controle door boswachters, agenten of wie dan ook.
We konden vissen, varen en zwemmen waar we maar wilden.
Alleen tijdens de grote vakantie in Juli en Augustus waren er wel wat meer vissers en dagjesmensen, vooral uit de Trynwâlden en Leeuwarden.
Wij waren dan vaak op de Moark te vinden omdat dat toen en waarschijnlijk nu ook nog veel minder bekend was.
Het EM was toen ook al heel diep, zeker 13 meter.
Het gevaarlijke was toen ook al dat deze diepte direct langs de wal al aanwezig is.
Daar komt nog bij dat de zuigmond van de zandzuiger soms hele grote delen onder water heeft weggezogen van de aanliggende weilanden, zodat deze als een soort balkon boven het water hing. We hebben het meerdere malen meegemaakt dat we te dicht langs de rand liepen, en dat dan de grond gewoon in de diepte verdween!
Ooit is er iemand verdronken in het EM, die pas na heel lang zoeken werd gevonden omdat hij onder water in zo’n uitholling was blijven steken!
Door deze diepte was het water hier ook veel woester met soms een behoorlijke golfslag.
Ook in de zeventiger jaren werd er al veel zand weggezogen en opgespoten op Stenendam met als gevolg dat het water dan verschrikkelijk troebel was, en ook dat was dan een reden om naar de Moark te gaan.
Voordat men met het zand zuigen begon werd eerst het bovenliggende veenpakket met draadkranen verwijderd, en op hele hoge hopen gegooid, die tot ver in de omtrek waren te zien.
We hebben deze hoge bulten vaak beklommen, en met mooi helder weer hadden we dan een geweldig uitzicht over de omgeving.
Ergens rond 1976 was er aan de zuidkant van het EM een tijdelijk depot waar baggergrond werd gedeponeerd.
Een dergelijk depot heeft altijd een uitloop waar het overtollige water weer weg kan stromen: ook bij Stenendam is dat nu het geval.
We hebben voor de lol eens een vrij grote fuik voor deze uitloop geplaatst, en hebben toen de grootste slag geslagen ooit op onze strooptochten: de fuik zat afgeladen zo vol met alle mogelijke soorten vis dat we bang waren dat de fuik bij het binnenhalen kapot zou scheuren!
We hadden bij bepaalde standen van de maan wel vaker veel paling gevangen, maar dit was werkelijk de overtreffende trap!
We bewaarden onze palingen altijd onder water in oude wasmachinetrommels, ergens verstopt in de rietkraag, maar die keer hadden we echt te weinig opslagcapaciteit!
Diezelfde wasmachinetrommels gebruikten we ook om de aasvisjes in leven te houden voor onze onderwater lijntjes.
De aasvisjes zelf vingen we overigens meestal niet met een hengel, maar haalden we uit de vleugels van onze fuiken of werden gevangen met de “totebel”.
Ook dat kon toen nog in dat stukje niemandsland!
Het fuikvissen was onze grootste bezigheid.
Omdat we de fuiken echt overal hadden staan ging hier heel veel tijd in zitten, en moesten we ook heel omzichtig te werk gaan.
De fuiken stond echt in ieder stukje water waar we maar konden komen: van Rinsumageest tot het Hjelbird, en van het EM tot bijna aan de molen onder Roodkerk!
Omdat we dan ook wel onder bruggen of duikers door moesten varen moesten we altijd alles heel goed afdekken, en hadden we eigenlijk altijd hengels in de boot liggen.
Zo leek het dan net of we gewone hengelaars waren.
Dit hebben we echt jarenlang kunnen doen zonder al teveel problemen.
Maar met het verstrijken van de jaren werd de controle door agenten steeds fanatieker.
De uitgestrektheid van het gebied was de reden dat we nooit letterlijk tegen de lamp zijn gelopen. Wat voor mij de druppel was die de emmer deed overlopen, was het feit dat ik op een ochtend rond 6 uur van huis vetrok, en direct door de politie werd aangehouden.
Of ik de kofferbak maar open wilde maken.
Ze hadden verwacht dat ik fuiken bij mij had en dat had ook best gekund, maar die keer toevallig niet!
Want ook het voorhanden hebben van fuiken op de openbare weg is strafbaar.
Dit was voor mij het teken dat het plafond was bereikt en ik ben er toen ook mee gestopt.
Vrij snel daarna heb ik mijn roeibootje ook maar verkocht.
Die lag toen overigens niet meer in de Galgesloot, maar al jaren aan de zuidkant van het bruggetje in de Tuskenmarren.
Dat was overigens een stuk verder dan het plekje bij de familie Lei, want om toen bij het EM te komen moest je nog omrijden via De Kapelle en Rinsumageest.
Omdat ik toen op een bromfiets reed, en later in een auto, was dat best te doen.
Nadeel van dit plekje bij de brug was wel dat er altijd veel mensen in de bootjes zaten te vissen.
Wat wel altijd heel nieuwsgierig was, was het openmaken van de vuilniszakken die heel vaak onder of nabij deze brug in het water dreven: honden of katten?
Hoeveel en hoe groot?
Het was blijkbaar een geliefd plekje om zich te ontdoen van jonge katjes, honden en konijnen, want ik zou niet weten hoe vaak er weer eens een zak met inhoud ronddreef!
Maar zo met de jaren hebben we ook heel wat andere zaken voorbij zien drijven: schapen en lammeren, volwassen honden en katten, kalveren, reigers, en gigantisch grote snoeken, voorns en andere witvis soorten.
Het hoort er allemaal bij in de vrije natuur.
Net zoals het zoeken en rapen van eenden eieren.
Wat mij nog heel goed bijstaat, is het “hokje” van Marten “Kikkert”Ernst op het EM.
Het was een grote roeiboot met aan de voorkant een hoge opbouw die hij met palen in de zandbodem had vastgezet, en waaraan hij een hokje had getimmerd, ongeveer 50 cm boven het wateroppervlak.
Aan de voorkant een mooie vlonder waar we de boten aan vast legden, en waar we op zaten te vissen. Marten was een verwoed visser en natuurmens.
Zijn bijnaam had hij gekregen omdat hij soms kikkers gebruikte als levend aas aan de werphengels.
Ik heb dit zelf ook meerdere malen gezien.
Maar hij móest wel aas hebben om te vissen, omdat hij snoek of snoekbaars móest vangen, omdat hij anders niks had om van te leven!
Natuurlijk kon hij wel naar Rinsumageest varen waar toen nog een buurtwinkel was, of op de fiets terug naar Damwoude, maar dat was niet zijn bedoeling.
Dus dan werd het een zoektocht naar kikkers!
Hij verbleef al vele vele jaren in zijn hokje op het water, soms vele dagen achtereen.
De verlichting bestond uit een kaars, eten werd gemaakt op petroleumstellen, en later op een gasbrandertje.
Schoon water zat in jerrycans, maar wassen gebeurde met water uit het EM.
Muziek uit een transistorradio en warmte van een gaskacheltje.
Op zich geen primitieve omstandigheden, en ’s zomers was het hier dan ook heel goed toeven.
Tabe en ik hebben er vele weken doorgebracht.
De één zorgde voor een paar karbonades, en de ander voor drinken en koeken etc. Een onbezoldigde tijd zonder noemenswaardige problemen.
Helaas waren er meer personen die hier gebruik van maakten. Personen met minder vriendelijke bedoelingen waar de goedaardige Marten weinig tegenin kon brengen.
Marten was nl. ook een liefhebber van een biertje op z’n tijd, en diverse mensen wisten dan ook misbruik te maken van het kratje bier van Marten.
Bier en frisdrank hing altijd aan een touwtje in het water om zodoende lekker koel te blijven.
Het hokje stond vrij dicht bij het gedeelte waar het diepe gedeelte begon, dus hoe dieper hoe kouder!
Marten en zijn Bijke waren een vast gegeven, en vrijwel altijd waren zij hier wel te vinden.
Omdat wij het zo goed konden vinden met Marten kregen wij op een gegeven moment een sleutel van zijn hokje, zodat wij ook toegang hadden als hij hier niet was.
We hebben er vaak gebruik van gemaakt, maar nooit misbruik!
Marten had ook een dergelijk bouwsel bij de Moark, dit keer niet met een boot, maar geheel op palen en moeilijk bereikbaar vanaf de wal.
Vlak voor het punt waar de Moark breder wordt lag toen een zandbank in de vaart.
Bij laag water was het hier zo ondiep dat we dan uit de boot stapten op de harde zandplaat, en de boot over de zandbank heen sleepten!
Of dit nu nog zo is weet ik echt niet.
Omdat wij werkelijk alle vrije dagen op het water te vinden waren heeft mijn vader op een gegeven moment dit hokje aan de Moark voor mij gekocht, voor het bedrag van f 250,00 We hebben er altijd veel plezier gehad, maar toch had het EM een grotere aantrekkingskracht, en voor de warme hap waren we toch altijd weer te vinden bij Marten op het EM!
Dit hokje bij de Moark had als nadeel dat je er met een stevige plank vanaf de walkant bij kon komen. Niet gemakkelijk, maar het was mogelijk.
Er vonden dan ook veelvuldig vernielingen plaats, en er is zelfs een paar keer ingebroken, waarbij alles werd vernield.
Aan de zuidkant van de eerder genoemde zandplaat waren midden jaren 70 nog geregeld kemphanen te vinden op de oevers, en het baltsgedrag was altijd heel mooi om te zien.
Direct na deze zandbank zat een vrij diep gedeelte, en juist bij dit diepere gedeelte stond dit hokje. Vanwege het diepe water zaten hier ook de grootste snoeken en snoekbaarzen.
Velen vonden Marten Kikkert een beetje vreemd, maar zo gek was hij dus toch ook weer niet!
Voor zover ik alles nog in beeld kan krijgen was dit stukje “diepe” water ongeveer 25 tot 30 meter in doorsnede.
Verder was de gehele Wide Moark één groot ondiep stuk water met relatief vrij veel boomstronken en stobben in het water.
Onze kortstaart buitenboordmotor moest dan ook meerdere malen per week met de staart omhoog om weer eens een breekpen te vervangen!
Om kosten te besparen vervingen we deze ook heel vaak door een spijker met dezelfde diameter. Nadeel was dan weer dat de motor het veel zwaarder te verduren kreeg, en er soms gewoon stukken van de schroef afbraken doordat de schroef gewoon door bleef draaien.
Op de Moark hadden we ook wel fuiken uit staan, maar hier raakten we in verhouding ook vrij vaak eentje kwijt, ondanks het feit dat ze geheel onder water stonden op vaak moeilijke plekken.
Zelf hebben Tabe en ik altijd gedacht dat het te maken had met de Fam. Stellema die toen nog broodvissers waren op het Galgehoog en de Moark.
Maar zoiets is nooit te bewijzen natuurlijk.
Wie heel langzaam langs een rietkraag vaart met een stok in het water, vindt altijd wel ergens een fuik van een stroper.
Zo raakten wij ze ook vaak kwijt, maar zo vonden we ze ook vaak terug.
Heel vaak werden er door stropers vanaf het weiland fuiken gezet met aan het ene uiteinde een steen.
Die werd dan een paar meter in het water gegooid, waarna voorzichtig het net en de fuik strak werden getrokken richting de walkant.
Deze fuiken waren op zich ook onzichtbaar geplaatst, maar natuurlijk vanuit een boot op het water met een stokje in het water heel gemakkelijk te vinden!
Vaak waren dit ook fuiken van mensen die maar één of twee fuikjes uit hadden staan en zelf dus niet over een boot beschikten.
Voor ons een mooie buit: fuiken en soms ook vis!
Maar zoals reeds eerder gezegd raakten wij ze ook op deze manier weer kwijt!
Ooit hebben we eens een zeefuik geplaatst.
Een echte grote zeefuik waarvan de grootste hoepel ongeveer 100 cm was, en aan de voorkant twee hele lange vleugels om de vis naar de fuik te geleiden.
Het was een enorme opgave om zo’n groot geval te plaatsen, maar uiteindelijk lukte het.
De verwachtingen waren reuze groot want dit moest toch wel een “boppeslach”worden!
Zo groot als de verwachtingen waren, zo groot was ook de teleurstelling: niks! Helemaal niks! Waarschijnlijk hadden we de fuik eerst een paar dagen in het water moeten laten liggen om zodoende de vreemde geuren er af te krijgen.
Maar het was te gevaarlijk om dat bombastische geval daar te laten staan, dus het bleef bij één poging.
De plek waar de fuik stond was van de kant af goed te zien vanwege het heldere water: je kon de zoetwater mossels gewoon op de bodem zien liggen, en de waterlelies vanaf het blad tot de wortels volgen!
Maar het was jammer genoeg de enige plek waar het toen lukte om de grote hoepels onder water te krijgen.
Op deze plek lagen we ook vaak met de roeiboot om op aasvisjes te vissen.
We hadden de boot dan vastgelegd aan een boomstronk, en omdat het zulk prachtig helder water was, zagen we gewoon de witvisjes van het aas eten!
Deze prachtplek bestaat al lang niet meer, want ook die is ten prooi gevallen aan de zandzuiger. Datzelfde geldt ook voor de plek waar voorheen altijd een woonarkje lag, aan de noordzijde van het EM, niet al te ver verwijdert van het hokje van Marten. Dit arkje was gelegen in een ondiepe brede sloot, en was vanaf de wal dus gewoon bereikbaar.
Als het waterpeil weer eens gezakt was, lag het geval gewoon op de bodem van de drooggevallen sloot, vaak helemaal scheef weggezakt.
Als het dan zo scheef hing kon je slechte staat van het dak ook heel goed zien. Waarschijnlijk was er vaak lekkage geweest, want het was een ware lappendeken van reparatie plekken.
Van wie het geval was heb ik eigenlijk nooit geweten, wel dat fotograaf Alex Bouma hier wel te vinden was.
Het was een slecht onderhouden ijzeren schip met een houten opbouw en vrij grote ramen, waar zo goed als geen inventaris in te vinden was.
Zo met de jaren ging het arkje steeds verder aftakelen, en waar het uiteindelijk gebleven is weet ik niet eens.
Waarschijnlijk verwijderd om ruimte te maken voor de zandzuiger.
Weer iets verder was dan het “Stjonkgot”.
Op zich was dit niet eens zo groot, maar waarschijnlijk was het vroeger veel groter geweest, gezien de omgeving.
Deze bestond n.l. hoofdzakelijk uit hekkel afval, takken, aangevoerde grond en brandafval.
Hierdoor schoof de rietkraag steeds meer naar het midden toe waardoor het steeds kleiner werd. Maar doordat er vrijwel geen mensen kwamen was het een ware oase voor watervogels.
Varen was hier bijna niet te doen: alleen als het water vrij hoog stond was dit mogelijk, en dan ook alleen nog maar met een kloet want gewoon roeien was vrijwel niet te doen.
In de oorlogsjaren hebben hier onderduikers verscholen gezeten, maar daar was toen al niks meer van te vinden.
Maar het gaf toch wel een bepaalde soort sfeer: hier hadden mensen geleefd, angstig om ontdekt te worden, en was de illegaliteit bezig geweest om deze mensen verborgen te houden voor de Duitsers! Ik ben er in jaren niet meer geweest en heb daarom ook geen enkel idee hoe de situatie daar nu is. Toch wil ik er nog weer eens kijken, al is het alleen maar om oude herinneringen op te halen aan een tijd die voorbij is, en niet weer terugkomt.
Het EM is nu een vrij groot en diep water, waar het bij mooi weer heel druk kan zijn bij het aangelegde recreatieterreintje, maar ook op het water met zeilers, surfers, spelevarende kinderen, en soms zelfs speedboten en waterscooters! De echte rust is dus voorbij.
Maar net als vroeger zal het op de Wide Moark nog wel redelijk rustig zijn.
Het ligt iets uit de route, staat niet aangegeven en de mogelijkheden zijn er kleiner.
Voor de rustzoeker zijn er vast nog wel leuke plekjes te vinden.

Geef een reactie