Wij moesten maar weer eens naar meneer Dickens in Dokkum zei de vrouw, dat wij in de auto en naar de Bonifatiusstad. En het was maar goed ook dat het de Bonifatiusstad is, want dat was de enigste plaats waar wij de auto kwijt raakten: bij de Bonifatiusbron. Het was nog een best eind lopen, en wij knoffelden dan ook gouw eens over de bestrating. Maar wij bedaarden toch in de stad, en het was er barstenste druk. Dat kwam ook omdat het de middags stroslecht weer was, en omdat het later begonnen was. Persoonlijk zegt die Dickens mij niet zoveel, en ik vernuiverde mij meer om de mensen dan de tenten met handel. Mensen kijken is mooi werk, en kost niets. Dat is wel even anders met de kerststukjes, want die waren de dure kant het naast. En het nuivere is dat het benij allemaal gelijkense zijn en op elkwander lijken. Maar handel is handel, en sommigen smeten best voor meester op! Maar er waren ook oliebollen te koop, en daar waren gewoon veelsteveel van, en sommigen leken mij ook wel wat over de datum toe, maar misschien kwam dat ook wel door het licht. Maar er werd best aangetrokken, krekt als bij de poeiermelk. Want daar was het wel weer voor. Nou liepen er ook wat om die gluwijn gehad hadden, en die giegelden daar wat dom om. Neffens mij waren dat vrouwen die anders niet aan drank komen, en omdat het nu benij om de nocht was er overal eentje namen. Tja, en dan komt het domme in de mens boven. Ik heb mij er wel over vernuiverd waarom er niet een echte wandelroute was over de Markt enzo, want een echt blokje om wou nu niet, en knoffelde en stroffelde je heeltijd bij dezelfde mensen op omdat die ook niet anders lopen konden. Even door de Boterstraat zou wel een medicinaal loopje worden, want bij de ene zaak kun je medicijnen krijgen zonder recept al schijnt dan de binnenkant van de neus wel wit te worden, en waar anders het reisburo zat kun je nu ziekenfondspolissen kopen. Dus als je het zo bekijkt is er in Dokkum altijd wel wat. Ik had al tegen de vrouw gezegd dat het mij benieuwen zou of er ook goens waren die om steun vragen zouden voor de Sionsberg, maar dat viel toe. Nou waren we daar de heenweg wel langsgereden, maar ik zag daar nergens een dood paard liggen. En dat was wel vreemd, want ze roepten de hele week al dat het trekken was aan een dood paard. Maar ja, zoals ik al zei, het was donker, en misschien had Harm Sliep hem al opgeruimd of lag hij al in de Burgumerbak. In els geval was het er nu wel een dode boel. Dat was wel even anders bij het oude pand vande Rode Winkel, want daar zit nu een soort restaurant in, en daar was het barstenste vol. We moesten wel even bij een steile trap op, maar er was nok krekt plek voor ons. Maar het duurde allemaal wel lang, want we werden er gewoon sloeg van! En ik weet nu ook waarom daar allemaal van die jonge meisjes werken. Die wegen namenlijk niks, zodat ze de hele dag die trappen op kunnen vliegen met de bestellings. En zo is er altijten wel wat te emelen vanzelfs, maar Dokkum heeft het maar weer mooi gedaan, al stelden sommigen zich wel heel bot aan. Vroeger zeiden ze altijten “arm Dokkum”, en dat klopt wel, want er liepen mensen om die kleren aanhadden die neffens mij wel 100 jaar oud waren, en dan zie je maar weer dat er ook in Dokkum krimp is.