Vis in de put.

Het is onderhand zo’n 50 jaar geleden toen ik mijn eerste zeelt aan de (bamboe) hengel kreeg. Het was in de Akkerwoudstervaart, en ik had nog nooit zo’n sterke vis aan het haakje gehad. Met veel geduld en kracht kreeg ik het forse beest op de wal, en ik vond het meteen een geweldige vis: prachtig goudgeel met zwart en min of meer wat eenTench (Tinca tinca), also known as the doctor fish. Wild life animal. plomp beest. Toen ik er thuis over vertelde kreeg ik meteen te horen: die had mooi in de regenput (regenwater put) gekund. Het bleek een oud gebruik te zijn om zo’n vis in de put te gooien zodat deze het water kon reinigen. Want tegelijk met regenwater komt natuurlijk ook van alles  en nog wat in het water: bladeren, mos, kleine takjes, zand, vogeluitwerpselen etc. Dat bezinkt en vormt dan een dikke laag prut op de bodem. En een zeelt eet werkelijk alles, van larven tot plantenresten. En dan is zo’n zeelt natuurlijk een heel mooie oplossing, al heeft zo’n vis zelf ook weer uitwerpselen. Maar eigenlijk heb ik hier nog nooit met iemand over gesproken, want bleef die vis er tot zijn dood in zwemmen, of werd deze er na een tijdje weer uitgehaald? Of  liet men het beest gewoon dood gaan? En wat als het een hele lange tijd niet had geregend, en de put bijna droog was? Om de overlast van al die verontreiniging op te lossen kwam er een hele praktische oplossing. De regenwaterpijp kwam niet meer rechtstreeks in de put, maar het water kwam eerst in524842ef-bbb4-49d8-a782-808e6604cb0e een soort bak aan de achterkant van de betonnen waterput. Deze was gevuld met grind en zand zodat het de werking had van een zeef. Het water sijpelde door dit grind naar beneden en via een gat uiteindelijk in de put zelf. Zo nu en dan kon men dan gewoon het grovere vuil met de hand verwijderen, en het fijnere spul door het grind eventjes te wassen. Die vernieuwde regenwaterputten komen nog maar weinig voor omdat ze toch vrij kwetsbaar zijn met die bak aan de achterzijde. Als ze heel lang niet meer in gebruik zijn, en het gat in die bak verstopt raakt, loopt het water er niet meer uit en bij een wat strengere winter zal dit tot gevolg hebben dat de boel gewoon kapot vriest. Die eerste zeelt heb ik destijds weer teruggezet in de vaart. Zeelt is eigenlijk niet eens heel lekker van smaak en heeft heel veel fijne graatjes. Maar het is net als met hele dikke palingen: er zit wat een moddersmaakje aan. Zeelt is dan ook niet echt een consumptie vis. Voor die hele armdikke paling is wél een oplossing: in moten snijden en bakken op de huid. En voor degenen die er nog wat meer tijd aan willen besteden: in moten snijden (met het vel) en een nachtje in de koelkast met peper en azijn. En dan in de braadpan.  “Wilde” paling wordt steeds schaarser, en kweekpaling van meer dan 80 cm. is vrijwel niet te koop. Aan de andere kant, wie kent nu nog de smaak van gebakken paling? Heel veel mensen kennen de smaak niet eens van gerookte paling. En als je aan mensen vraagt waar zoute haring gevangen wordt, gaan ze op Google kijken. Op zich mag die zeelt dus blij zijn met zijn vele fijne graatjes.

Geef een reactie