Niet in mijn pan met gehaktballen roeren: niet mee bemoeien
Hij zat achterstevoor op de ooievaar: Flaporen
Mijn geld begint te schimmelen: niet kunnen spenderen i.v.m. coronacrisis
De bruine fruitschaal: snackjes – frituur hapjes
Achteruit ademen: uitblazen
Lego dak: dak van kunststof riet
De vader van Jezus was timmerman, dat is dus de reden waarom we op 2e kerstdag massaal naar de meubelboulevards gaan.
Hoofdpijn: pijn op de plek waar bij anderen de hersenen zitten.
Hun onderbroeken hoeven maar naast elkaar te liggen, of aan de lijn te hangen, en zij is in verwachting.
In een rouwstoet rijden geen vrachtauto’s: je kunt niks meenemen in de kist
Klein Staphorst: Wâlterswâld
Een boom verstop je het best in het bos.
Hij heeft zijn buik tegen de ruggengraat: zo mager als een lat.
Hij heeft nu een houten overall: dood
Als je stil bent, hoor je hem groeien: over een moddervet persoon.
Hij heeft nog nooit een kromme spijker recht geslagen: heel erg lui
Als een vlieg op de muur: onopvallend
Brood maakt honger dood: teveel brood als voorgerecht.